Verschillen tussen pensioen in de tweede en derde pijler
Een bedrijfspensioen of extra salaris voor lijfrente?
Inhoud:
- Pensioen opbouwen via werkgever of zelf regelen
- De pijlers van het pensioenstelsel
- Meer gemak voor medewerkers met een pensioen in de tweede pijler
- Aanvullende modules bij bedrijfspensioen
- Verschil in wet- en regelgeving voor tweede en derde pijler
- Eerder stoppen met werken of juist later met pensioen?
- Nieuw: evenveel maximale jaarruimte in tweede en derde pijler
- Bedrijfspensioen is voordelig voor werkgever
- Vooral ondernemers sparen via de derde pijler
De meeste werkgevers bieden hun personeel op den duur bedrijfspensioen. Daarnaast zijn er ondernemers die hun medewerkers het zelf laten regelen via de derde pijler. Wat is een pensioen in de tweede en derde pijler en wat zijn de verschillen?
Pensioen opbouwen via werkgever of zelf regelen
"Veel Nederlandse mkb'ers laten medewerkers sparen voor hun oude dag via een bedrijfspensioen", vertelt Sandra van Dijkhuizen, beleidsadviseur pensioenen bij het Verbond van Verzekeraars. Bedrijfspensioen is de opbouw via de tweede pijler van het pensioenstelsel. Volgens de Rijksoverheid (2023) biedt zo'n 90% van de werkgevers zo'n pensioenregeling aan. Dit is een aanvullende uitkering voor medewerkers bovenop de AOW.
In veel bedrijfstakken is de inhoud van de pensioenregeling afgesproken in de cao. Als dat voor jou geldt, ben je als werkgever verplicht de pensioenregeling die in de cao staat aan te bieden. Daarnaast bestaan er verplichte bedrijfstakpensioenfondsen. Val je niet onder een cao met pensioenafspraken of verplicht bedrijfstakpensioenfonds? Dan mag je zelf weten hoe je pensioen regelt voor je medewerkers.
Je kunt dan zelf een bedrijfspensioen (tweede pijler) regelen of je medewerkers extra salaris geven. Met het extra salaris kunnen zij dan zelf een lijfrente afsluiten bij een verzekeraar of bank, ofwel: sparen in de derde pijler.
De pijlers van het pensioenstelsel
Het pensioenstelsel bestaat in Nederland uit drie pijlers. De eerste pijler is de Algemene Ouderdomswet (AOW). Dit bouwt iedereen die in Nederland woont of werkt, automatisch op. De tweede pijler is pensioenopbouw via de werkgever. Als werkgever zet jij deze regeling op voor al je medewerkers. Iedere werknemer heeft een eigen pensioenvermogen, waar jij en je werknemer premie inleggen. Als je dit eenmaal hebt afgesproken, heeft de medewerker er geen omkijken meer naar. Jij draagt direct de premie af aan de pensioenuitvoerder. De eigen bijdrage van de medewerker trek je af van zijn brutoloon.
De derde pijler is een aanvullende pensioenregeling die medewerkers zelf opzetten. Je kunt hierbij denken aan lijfrentes of levensverzekeringen. Zij betalen premie met het geld dat al op hun bankrekening staat, netto dus. Een deel van de inkomstenbelasting die zij al betaald hebben, kunnen zij achteraf terugkrijgen via de inkomstenbelasting. Hoeveel dat is, verschilt per medewerker. Het hangt af van de individuele jaarruimte. Die kun je hier berekenen.
Meer gemak voor medewerkers met een pensioen in de tweede pijler
Voor medewerkers is een bedrijfspensioen vaak eenvoudiger. "Over de inleg wordt geen loonbelasting ingehouden, daar hoeft de werknemer niets voor te regelen, zegt salesmanager Pim Adams van a.s.r Doenpensioen. "Als ze premie inleggen in de derde pijler werkt dat anders. Dan krijgen ze de belasting uiteindelijk wel terug, maar pas als ze het een jaar later zelf opgeven bij aangifte inkomstenbelasting. Met een bedrijfspensioen bespaar je jouw medewerkers die rompslomp."
Er zijn wel aanbieders die het makkelijker maken om te sparen in de derde pijler, bijvoorbeeld a.s.r., Brand New Day en Bright Pensioen. Van Dijkhuizen: "Een financieel adviseur kan hierbij helpen en advies geven over mogelijkheden in de derde pijler. Toch vraagt het wel wat discipline van de medewerker om zelf zijn loon te sparen voor zijn pensioen."
Aanvullende modules bij bedrijfspensioen
Een bedrijfspensioenregeling is meer dan alleen een pensioenopbouw. De meeste werkgevers vullen hun pensioenregeling aan met modules die de werknemer beschermen bij arbeidsongeschiktheid en de nabestaanden bij overlijden. Jij kunt dit als werkgever regelen voor al jouw werknemers.
Spaart je medewerker in de derde pijler, dan werkt het anders. "Heb je een lijfrenteverzekering bij een verzekeraar, dan kun je een aanvullende verzekering sluiten voor jouw nabestaanden die uitkeert bij overlijden”, legt Van Dijkhuizen uit. “Er lopen ook veel lijfrentes bij banken. Daar geldt dat het hele saldo bij overlijden naar je erfgenamen gaat. Daarmee kunnen zij een zogenaamde ‘nabestaandelijfrente’ kopen."
Uiteindelijk kan een medewerker dus hetzelfde bereiken, maar dat vergt wel wat uitzoekwerk. Van Dijkhuizen: "Als goede werkgever is het belangrijk om je werknemers daar informatie over te geven. Eventueel kan een pensioenadviseur daarbij helpen."
Verschil in wet- en regelgeving voor tweede en derde pijler
De tweede en derde pijler vallen onder andere wetgeving. Het tweedepijlerpensioen valt onder de Pensioenwet. Voor een werkgever gelden regels op het gebied van contracten, deelname, uitvoerders, premies en informatieplicht.
De derde pijler valt onder andere regels, namelijk onder de Wet inkomstenbelasting 2001. De medewerker is daarbij uiteindelijk zelf verantwoordelijk.
Eerder stoppen met werken of juist later met pensioen?
Voor de tweede pijler geldt dat de uitkeringsperiode meestal begint op de pensioendatum zoals opgenomen in de pensioenregeling. Maar bij veel pensioenregelingen kunnen werknemers hun pensioen ook eerder of later laten ingaan. Dat kunnen ze doen om eerder te stoppen met werken, maar ze mogen hun bedrijfspensioen ook alvast ontvangen terwijl ze doorwerken. Een tweede pijler kunnen zij in principe maximaal tien jaar eerder of vijf jaar later dan hun AOW-gerechtigde leeftijd in laten gaan.
De duur van de uitkering is bij een bedrijfspensioen altijd levenslang. Bij de meeste pensioenregelingen kan een werknemer ervoor kiezen de eerste jaren een hogere uitkering te ontvangen dan later. Tegenwoordig kan ook 10% van het kapitaal ineens worden ogenomen bij pensionering.
In de derde pijler kiest de werknemer individueel wanneer zijn uitkering ingaat. Dat kan onder bepaalde voorwaarden eerder ingaan dan de AOW-leeftijd. Veel eerder uitkeren is meestal niet zo aantrekkelijk, onder andere omdat de uitkeringsperiode langer wordt. Bij banksparen duurt de uitkering namelijk minimaal 20 jaar, plus het aantal uitkeringsjaren voor de AOW-leeftijd. Bij een verzekeraar kun je ook kiezen voor een tijdelijke uitkering van minimaal vijf jaar, als de uitkering begint in of na het jaar waarin je de AOW-leeftijd bereikt. De uitkering per jaar mag dan niet meer zijn dan 24.168 euro (2023).
Nieuw: evenveel maximale jaarruimte in tweede en derde pijler
"Vanaf 1 juli hebben medewerkers evenveel ruimte om fiscaal voordelig te sparen in de tweede en derde pijler", vertelt Van Dijkhuizen. "Voorheen mocht je minder sparen in de derde pijler, dankzij de Wet toekomst pensioenen verandert dat. Het bedrag dat je per jaar belastingvriendelijk in mag inleggen heet 'jaarruimte'. Vanaf dit jaar is dat zowel voor de tweede als de derde pijler maximaal 30% van de pensioengrondslag. Ook werknemers die niet maximaal opbouwen in de tweede pijler en extra pensioen willen opbouwen hebben nu meer jaarruimte in de derde pijler"
Bedrijfspensioen is voordelig voor werkgever
Voor jou als werkgever is pensioen in de tweede pijler vaak voordeliger dan een werknemer zelf laten sparen in de derde pijler. Als je extra salaris uitkeert, is dat namelijk belast met circa 20% sociale premies. Premie in het bedrijfspensioen is dat niet. Dit geldt zowel voor de premie die jij als werkgever inlegt, als het werknemersdeel. Via onze rekentool kan jij vrijblijvend berekenen wat een pensioenregeling voor jou als werkgever gaat kosten.
Vooral ondernemers sparen via de derde pijler
Sparen in de derde pijler is niet zo populair onder werknemers: zo'n 8% van de werknemers zonder pensioenregeling via hun werkgever bouwt zelf een aanvullend pensioen op in de derde pijler (DNB Werkenden zonder pensioenopbouw, 2022).
Pensioen in de derde pijler is vooral populair bij werkgevers zelf, zzp'ers en directeur-grootaandeelhouders. Zij kunnen namelijk niet sparen via een werkgever.